23 februari 2018

Onlangs heeft de Hoge Raad een voor onderwijsland belangrijke uitspraak gedaan (HR 23-02-2018 nr.16/04051). Op grond van deze uitspraak kunnen onderwijsinstellingen mogelijk een hoger percentage aan btw voorbelasting claimen. Dat is uiteraard een gunstige ontwikkeling.

Achtergrond bij deze uitspraak:

Voor onderwijsinstellingen geldt als hoofdregel dat de onderwijsopbrengsten (bekostiging) vrijgesteld zijn van btw. Echter, de btw-vrijstelling is in bepaalde situaties niet per definitie van toepassing. Denk bijvoorbeeld aan het detacheren van niet-onderwijzend personeel. In dat geval heeft een onderwijsinstelling zowel belaste als vrijgestelde opbrengsten. Omdat een onderwijsinstelling dan zowel belaste als vrijgestelde opbrengsten heeft, kan de voorbelasting op de algemene kosten (zoals accountantskosten, advieskosten, kantoorkosten e.d.) in een bepaalde verhouding worden geclaimd. Deze verhouding is afhankelijk van de verhouding tussen de verschillende categorieën opbrengsten. Dit noemen wij de pro rataregeling. Een mooie bijkomstigheid is dat deze verhouding procentueel naar boven afgerond wordt.

Stel bijvoorbeeld dat bij een bepaalde onderwijsinstelling 11,3 % van de opbrengsten bestaat uit btw-belaste opbrengsten. De overige opbrengsten (88,7%) komen voort uit btw-onbelaste activiteiten. Deze onderwijsinstelling heeft in enige jaar € 100.000 (excl. btw) aan algemene kosten. Aan deze kosten liggen facturen ten grondslag waarvan de totale btw € 21.000 (21%) bedraagt. Door de prorataregeling mag de onderwijsinstelling 12% van € 21.000 als voorbelasting claimen.

Vraagstelling

De vraag die bij deze uitspraak speelde is of rijkssubsidies (rijksbijdragen) meetellen in de verhouding van de pro rataregeling. Met andere woorden: zijn de rijkssubsidies onderdeel van de overige opbrengsten in het hiervoor genoemde voorbeeld? De Hoge Raad is de mening toegedaan dat de subsidies niet meetellen bij het vaststellen van de verhouding voor de pro rataregeling. Stel dus dat in het hiervoor genoemde voorbeeld 50% van de overige opbrengsten bestaat uit subsidiebaten, dan zou als gevolg van de uitspraak van ‘de hoge Raad 23% (in plaats van 12%) van € 21.000 door de onderwijsinstelling als voorbelasting geclaimd kunnen worden.

Feiten in deze uitspraak:

In deze uitspraak was er sprake van een hogeschool die wettelijk geregeld onderwijs en contractonderwijs aanbiedt. Ook heeft deze hogeschool nog enkele andere activiteiten zoals het exploiteren van een kantine en het verhuren van ruimten. De hogeschool ontving € 14,3 miljoen aan rijkssubsidies en € 4,7 miljoen aan collegegelden. In deze casus was het geen vraag of er btw verschuldigd was over de rijkssubsidies.

Verloop van het proces:

De inspecteur had zich op het standpunt gesteld dat de rijkssubsidies mee moeten tellen in de verhouding van de pro rata regeling. Naar de mening van de inspecteur waren de financieringsbronnen van belang voor de verhouding. De zaak kwam vervolgens voor bij de Rechtbank Noord-Nederland. Deze rechtbank oordeelde dat het collegegeld de vergoeding is voor de onderwijsprestatie. Vervolgens kwam deze zaak bij het hof. Het hof oordeelde dat de hogeschool met het onderwijs een zogenoemde economische activiteit verricht. Vervolgens was het oordeel van het hof dat de wetgeving niet voorziet in de door de inspecteur bepleite verhouding aan de hand van de financieringsbronnen. Ten slotte kwam deze zaak in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het hof. De rijkssubsidies moeten derhalve buiten beschouwing worden gelaten bij de berekening van de pro rata verhouding, waardoor er in de praktijk meer btw-voorbelasting kan worden geclaimd.

Conclusie:

Deze uitspraak is van belang voor het mbo, het hbo en de universiteiten die zowel wettelijk collegegeld als rijkssubsidies ontvangen. Als gevolg van deze uitspraak valt de pro rataberekening hoger uit. Wel is belangrijk om op te merken dat het nog niet geheel zeker is hoe de Belastingdienst met deze uitspraak om zal gaan. Immers, in deze zaak is door de inspecteur niet betwist dat de subsidies een vergoeding zijn voor het wettelijk geregeld onderwijs. Als de inspecteur dit wel had gesteld was de uitkomst mogelijk anders geweest.

Wij adviseren onderwijsinstellingen daarom in beeld te brengen of zij al gebruik maken van de mogelijkheden van de pro rataregeling; en zo ja, op welke wijze.

Meer nieuwsitems